был: 1) was
2) werd
3) geweest
4) stond
5) vond
6) lag
7) liep
8) bedroeg
9) opgeleverd
10) verliep
11) luidde
12) gestaan
был бы: 1) dient
2) dienen
3) moeten
были: 1) waren
2) werden
3) kwamen
4) kregen
5) gingen
6) vonden
7) stonden
8) zaten
9) mochten
10) vielen
11) bleken
12) hielden
13) liepen
14) raakten
15) were
быстрее: sneller
быстро: vlug
быстрый: 1) snel
2) snelle
3) quick
быть: 1) is
2) wordt
3) zich
4) gaat
5) komt
6) ligt
7) zit
8) vindt
9) bestaat
10) valt
11) bedraagt
12) erin
13) hangt
14) vormt
15) bevindt
16) be
17) heerst
18) verloopt
19) verkeert